Walraven van Hall, bankier van het verzet, zorgde er in de Tweede Wereldoorlog voor dat miljoenen guldens bij tienduizenden kwetsbare gezinnen terechtkwamen.
Hij overtuigde bankiers om mee te werken aan de grootste bankfraude uit de Nederlandse geschiedenis.
Om ervoor te zorgen dat al het geld zou worden terugbetaald, bedacht hij een ingenieus systeem met waardeloze Russische obligaties.
Lees hieronder zijn hele verhaal.
Aan de grootste bankfraude in de Nederlandse geschiedenis werkten de banken zelf mee.
Ze zaten in hetzelfde complot als ongeveer tweeduizend Nederlanders die er tijdens de Tweede Wereldoorlog voor zorgden dat het verzet gefinancierd werd. Elke maand kwam er dankzij hen geld bij tienduizenden gezinnen terecht. Vrouwen fietsten niet zelden met twee ton over straat.
De man die centraal stond: de bankier van het verzet, Walraven van Hall. Hoewel de kans groot is dat die naam een belletje bij je doet rinkelen, ken je waarschijnlijk de details van zijn verhaal niet. De reden: de banken lopen niet graag te koop met hun medewerking aan de financiering van het verzet, aan de fraude waar ze aan meewerkten, en dus belandde zijn verhaal maar nauwelijks in de geschiedenisboeken.
Deze maand is de bevrijding van Nederland precies 75 jaar geleden en daarom kregen de bankiers van het verzet, Van Hall en zijn broer Gijs, een monument in Bloemendaal. Reden om dieper in hun verhaal te duiken.
Te slechte ogen voor de zeevaart
Walraven van Hall wordt in 1906 in Amsterdam geboren, als zesde kind in een gezin van tien. Hoewel zijn voorvaderen vooral in de politiek en de financiële wereld werkten, kiest Van Hall voor de zee.
Na zijn afstuderen gaat hij aan de slag in de zeevaart, maar na vier jaar blijken zijn ogen te slecht. Hij wordt afgekeurd. Daarom wil hij werken bij een scheepvaartmaatschappij in de Verenigde Staten, maar de economische crisis die daar woedt gooit roet in het eten. En zo gaat hij toch zijn vader achterna: zijn broer helpt hem aan een baan als bankier in New York.
Na twee jaar, in 1931, besluit hij terug te keren naar Nederland en verhuist naar Zutphen. Hij gaat er aan de slag als bankdirecteur en wordt een prominent lid van de samenleving. Hij geeft er lezingen over radiotelefonie, waar hij veel vanaf weet, en is lid van de roeivereniging. Ook is hij lid van de Watersnoodcommissie en de Hulpbank, die startende ondernemers op weg helpt.
Hulp van belastinginspecteurs
In 1940 verhuist Wally, zoals hij ook wel wordt genoemd, naar Zaandam, waar hij aan het werk gaat als effectenhandelaar. Die financiële kennis blijkt hij een jaar later ook goed in de oorlog te kunnen inzetten. Na de Februaristaking zamelt hij geld in voor de deelnemers, zodat gezinnen die plotseling zonder kostwinner zitten toch nog wat geld hebben.
En dat is nog maar het begin. Van Hall raakt daarna betrokken bij de oprichting van meerdere plaatselijke hulpcomité's voor gezinnen van zeelieden. Begin 1942 wordt hij daarom, samen met Iman Jacob van den Bosch en zijn broer opgenomen in het bestuur van de Zeemanspot.
Blijkbaar komen de drie mannen er samen achter dat ze meer voor hun land kunnen betekenen in de oorlogstijd, want in de zomer van 1943 richten ze samen met anderen het Nationaal Steunfonds (NSF) op. Daarmee bieden ze financiële ondersteuning aan (gezinnen van) onderduikers en verzetsorganisaties.
Er werken ongeveer 2.000 mensen voor het NSF. Van Hall is de spil in het web. Het lukt hem bij talloze mensen geld los te praten, om zo het verzet te kunnen financieren. Daarbij wordt hij ook geholpen door belastinginspecteurs, die hem de aangiften van vermogende Nederlanders toeschuiven. Zo weet hij precies bij wie hij nog wat kan lospeuteren.
Systeem van Russische obligaties
De giften en leningen houden Van Hall en zijn broer tot twee cijfers achter de komma bij in hun administratie, die voor de Duitsers vrijwel onmogelijk te ontcijferen is. Ze gebruiken daarvoor in het begin Russische obligaties.
Mensen die een geldbedrag lenen aan de bank, krijgen daarvoor een op het eerste oog waardeloze obligatie. Daarop staat een code, bijvoorbeeld '4% Wladikawkas 1896 No 91615', die wordt gebruikt om de lening te administreren. De obligatie is waardeloos, maar het papiertje is goud waard.
Dankzij deze waterdichte administratie kunnen ze ervoor zorgen dat na de oorlog alles wordt terugbetaald. En na wat aandringen helpt ook de Nederlandse regering daarbij. Vanuit Londen laat de regering weten garant te staan voor de leningen. Aanvankelijk maar voor een paar ton, maar later in de oorlog voor tientallen miljoenen guldens.
Grootste bankfraude uit geschiedenis
In totaal heeft het NSF net geen 84 miljoen gulden opgehaald. Een groot deel daarvan, 51 miljoen gulden, werd opgehaald met de grootste bankfraude uit de Nederlandse geschiedenis.
Bij die fraude werden in enkele maanden tijd schatkistpromessen, een soort schuldbekentenissen van de overheid, vervalst en verwisseld. Vijftien keer verwisselden medewerkers van De Nederlandsche Bank de papieren. De echte promessen konden vervolgens worden ingewisseld voor schatkistpapieren van een Amsterdamse bank, die dan weer konden worden ingeleverd voor contant geld. Aan de fraude werkte kassier-generaal Cornelis Wilhelmus Ritter van De Nederlandsche Bank mee, met medeweten van de regering in Londen.
En dat geld was hard nodig, want als de regering in september 1944 een landelijke spoorwegstaking uitroept, neemt het NSF ook de financiële zorg voor 30.000 NS-mensen op zich. In totaal steunt het fonds daardoor 80.000 gezinnen van koopvaardijmensen, onderduikers en spoorwegpersoneel voor kortere of langere tijd.
Opgepakt door Duitsers
Hoewel Van Hall op ingenieuze wijze meerdere keren aan de Duitsers weet te ontsnappen, komt ook aan zijn geluk een einde. Hij wordt verraden en op 26 januari 1945 opgepakt.
Ongeveer twee weken later, vlak na zijn 39ste verjaardag, wordt hij gefusilleerd in Haarlem. Voor zijn dood heeft hij niets losgelaten over de bank van het verzet.
Na de bevrijding van Nederland had het NSF nog 22 miljoen gulden in kas. De schulden werden allemaal terugbetaald en voordat het NSF in 1953 werd opgeheven, doneerde het nog 200.000 gulden aan de Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd. Die organisatie kreeg geen overheidssteun meer, maar kon dankzij de donatie het werk afmaken.